Algemeen
Dit dikkopje heeft een opvallend geblokt, bruin met geel gekleurde bovenzijde waardoor hij goed te onderscheiden is van zijn familieleden. De onderzijde lijkt op de dikkopjes C. silvicolus en H. morpheus.
Bij zonnig weer is er kans om hem aan te treffen op vochtige bodems, waar hij zit te drinken.
De eitjes worden apart op grashalmen afgezet. De rups voedt zich met diverse grassoorten en heeft van gras een kokertje gemaakt waarin hij leeft. Overwintering gebeurd in het rupsstadium.

Afmetingen
Spanwijdte tot 30 mm. De rups bereikt een lengte tot 25 mm.

Kleur
De bovenzijde is donkerbruin met een okergeel vlekkenpatroon. De onderzijde heeft een fletsere kleur dan de bovenzijde, met hele lichte vlekken. De mannetjes hebben geheel donkere antenneknopjes terwijl bij de vrouwtjes de onderzijde geel is.
De jonge rups is groen van kleur maar naarmate hij ouder wordt veranderd de keur en wordt geel met bruine lijnen.

Habitat
Dit vlindertje komt voor langs bosranden, op kalkrijke, zure en vochtige grasbodems tot een hoogte van 1500 meter.

Waardplant
Diverse grassoorten waaronder: Molinea caerúlea (pijpenstrootje), Brachypodium pinnatum (gevinde kortsteel) en Brachypodium sylvaticum (boskortsteel).

Vliegtijd
De maanden mei en juni.

Verspreiding
Volledig noordelijkhalfrond, Europa, Azië, Noord Amerika en Japan. Op sommige plaatsen zeldzaam zoals in Nederland en Groot Britanië.