Algemeen
Thymelicus lineola lijkt veel op T. sylvestris en beiden soorten vliegen van mei tot en met augustus.
T. lineola is ietjes kleiner als T. sylvestris.
Een duidelijk kenmerk bij de mannetjes, is de korte maar rechte dunne zwarte geurstreep op de bovenzijde van de voorvleugels.
De onderzijde van de antenneknopjes zijn bij T. lineola zwart of donker bruin, vandaar dus de naam Zwartsprietdikkopje.
De rups is groen van kleur met lichtere gelige lengte strepen. De kop van de rups heeft licht gele met donkere bruine strepen.
De eitjes worden met meerder tegenlijk afgezet in de bladscheden. De volledig ontwikkelde rups komt pas in april uit het ei.

Afmetingen
De spanwijdte van de vlinder is rond 20 mm. De volwassen rups heeft een lengte van ongeveer 25 mm.

Habitat
Komt voor op droge graslandschappen en bermen. Plaatsen met hoge grassen waar tevens een bloemrijke begroeiing is.

Waardplant
Diverse grassoorten zoals bijv; Phleum pratense (Kleine timothee), Holcus mollis (Gladde witbol), Calamagrostis epigejos (Duinriet), Agrostis capillaris (Gewoon struisgras), Triticum aestivum (Gewone tarwe).

Vliegtijd
Vliegt in 1 generaties, van mei tot en met augustus.

Verspreiding
Komt in grote delen van Europa voor, met uitzondering von het uiterste noorden. In 1910 per ongeluk in Canada geïmporteerd, waarschijnlijk in een strobaal. Nu wijd versprijd over heel noord Amerika. Een studie heeft uitgewezen dat in één strobaal tot wel 5000 eitjes van deze vlinder kunnen zitten.